Uw zoekacties: Films en filmfragmenten

Films en filmfragmenten ( Fries Film en Audio Archief )

Zoektips  

Trefwoorden kunnen ook jaartallen, namen of filmeigenschappen (kleur, zwartwit, geluid) zijn.


Gebruik voor een groter resultaat een asterisk (*), bijvoorbeeld met "197*" zoek je in alle films uit de jaren 70. Ook verbreed je zo termen, denk aan "aardappel*" om ook resultaten als "aardappelteelt" en "aardappels" te krijgen. En met "*molen*" vang je ook "windmolens".


Gebruik voor een groter resultaat meerdere versies van hetzelfde woord (niet tegelijk invoeren). Bijvoorbeeld niet alleen "aardappelteelt", maar ook "telen aardappels" of verbreed: "aardappel" of "aardappels". Hetzelfde geldt voor de Friese en Nederlandse spelling.


Meerdere zoektermen zijn tegelijk mogelijk, bijvoorbeeld "Leeuwarden kleur".

beacon
11  films en filmfragmenten
sorteren op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Datering:
1999
Titel:
Wat blijft is het verhaal. B. van de Woude-Hettinga
Maker:
Fries Verzetsmuseum
Opdrachtgever:
Fries Verzetsmuseum
Samenvatting inhoud:
Mevrouw Van de Woude vertelt voor een schoolklas uit Grou over haar ervaringen in de Tweede Wereldoorlog. Het betreft de familie Hettinga, wonend in Hasselt.
Ze legt uit waarom ze dit verhaal wil vertellen:
•Om te voorkomen dat de nieuwe generatie weer een oorlog moet meemaken
•Sommige mensen ontkennen de jodenvervolging en -vernietiging, ook de daden van het verzet
•Het opkomende pacifisme, voor afschaffing van het leger

Ze vertelt over de opkomst van het nazisme in Duitsland onder Hitler, het aanwijzen van de Joden als zondebok, het bezetten in 1938 van Oostenrijk, Tsjechië en later Denemarken, Noorwegen, Nederland, België, Frankrijk, Luxemburg en de Balkan.
Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers ons land binnen, o.a. in Friesland. Bij de kazematten was er fel verzet. Om het verzet te breken werd Rotterdam gebombardeerd. Daarop gaf Nederland zich over en werd Seyss-Inquart aangesteld als Rijkscommissaris. Koper, tin, radio’s en fietsen moesten ingeleverd worden.
Omdat alle Duitse mannen in het leger moesten dienen, werden Nederlandse mannen vanaf 17 jaar opgeroepen om te werken in Duitse munitiefabrieken. Om daaraan te ontkomen gingen jonge mannen onderduiken maar dat was voor de gastgezinnen gevaarlijk: daar stond de doodstraf op. Als Duitsers te weinig mensen hadden voor de fabrieken in Duitsland hield men razzia’s: straten werden afgesloten en jonge mannen werden uit huis gehaald en meegenomen.
Om onderduikadressen te regelen kwam het verzet op. In Nederland namen ca. 25.000 mensen deel, in Friesland ca. 280 waarvan een derde is omgekomen. Ca. 25.000 NSB jongeren vochten mee in het Duitse leger. Zo’n 400.000 mensen hebben verplicht dwangarbeid moeten verrichten. Het verzet heeft ca. 200.000 Joden verborgen.
Vervolg samenvatting inhoud:
De vader van mevrouw Van de Woude, dominee Hettinga, was medeoprichter van de illegale kranten Trouw en Je maintiendrai.
Hij werd verraden en overgebracht naar een gevangenis in Haren. Door te doen alsof hij een psychische stoornis had, met steun van een professor van het AZ in Groningen, werd hij overgeplaatst naar de psychiatrische inrichting in Zuidlaren. Tussen de patiënten kon hij in het geheim zijn verzetswerk voortzetten waarbij zijn dochter zich voordeed als verpleegster en boodschappen doorgaf.
Op een nacht viel de SS het ouderlijk huis binnen, haar moeder en een onderduiker werden opgepakt. Vertelster mocht thuisblijven om voor de jongste broertjes te zorgen. Voordat de Duitsers het huis vorderden, heeft ze foto’s, zilverwerk, papieren etc. in een melkbus gestopt en deze begraven. Alles was nog intact na de oorlog.
Moeder werd overgebracht naar het Scholtenhuis in Groningen. Daar heeft vertelster haar een paar keer kort kunnen spreken, gebruikmakend van schuilnamen van verzetsmensen. Na 3 maanden ging moeder op transport naar kamp Vught, waar ze een ‘bunkeraffaire’ heeft meegemaakt. De dochter wist in de trein te komen om haar moeder nog te zien, ook nam ze van andere gevangenen sieraden in bewaring.
De moeder ging via een concentratiekamp bij Krefeld naar een concentratiekamp in Polen. Daar moest ze in steengroeven holen bikken voor het verbergen van munitie voor de oprukkende Russen. Na de bevrijding is ze lopend teruggekomen.
De oudste broer werd naar een Duits concentratiekamp gebracht. Net voor de bevrijding wist hij te ontsnappen. Zwaar verwaarloosd bereikte hij een klooster in Limburg, waar hij verzorgd werd. Hij meldde zich vervolgens bij het Engelse leger en kwam als militair thuis.
Het hele gezin heeft de oorlog overleefd, 6 leden ervan hebben een verzetskruis ontvangen.
Na de oorlog hebben veel mensen zich voorgedaan als verzetsstrijders, terwijl zij verraad hadden gepleegd.
Bronformaat:
Video
Kleur:
Kleur
Geluid:
Ja
Duur:
60,01 minuten
Collectie:
Fries Verzetsmuseum
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Datering:
1999
Titel:
Wat blijft is het verhaal. Mevr. J. Folmer
Maker:
Fries Verzetsmuseum
Opdrachtgever:
Fries Verzetsmuseum
Samenvatting inhoud:
Joke Folmer vertelt voor een schoolklas over haar ervaringen in de Tweede Wereldoorlog.
Zij woonde ten tijde van de oorlog in Amsterdam op de Prinsengracht. Ze vertelt dat, na Limburg, de meeste onderduikers in Friesland zaten. Door het open landschap kon men al van ver Duitsers zien aankomen.
Na de maatregelen tegen de Joden gingen veel mensen over van passief naar actief verzet o.a. overvallen en sabotage.
Haar Joodse, ondergedoken vriendinnetje in Amsterdam bracht ze huiswerk. Op de vlucht naar Zweden werd het Joodse meisje opgepakt op het station in Groningen. Ze ging meteen op transport naar Duitsland en werd na aankomst direct vergast.
Uit boosheid en frustratie gaat Joke (ca. 20 jaar oud) deelnemen aan het verzet; eerst pakjes bezorgen, later mensen begeleiden over de grens. Piloten vlogen in Engelse bommenwerpers, Lancasters. Als een vliegtuig neerstortte, zorgde ze voor de bemanning en voorzag ze van voeding, kleding etc. Joke heeft meer dan 100 gestrande piloten over de grens geholpen. De grenzen waren beveiligd met prikkeldraad, honden en grenswachten. Het transport over de grens ging bijvoorbeeld via monniken, met roeibootjes, over de grond kruipend langs heggen. Daarna werden piloten overgedragen aan de Belgische ondergrondse. Uiteindelijk wisten zij, via besneeuwde bergpaden in de Pyreneeën, het vrije Spanje te bereiken. Na de oorlog heeft Joke contact gehouden met oud-piloten, vaak op reünies. Ze toont een parachute van zijde, een deel heeft ze gebruikt voor haar trouwjurk.
Vervolg samenvatting inhoud:
Bij veel acties heeft ze geluk gehad, maar ze werd opgepakt op het station in Amsterdam toen ze afgesproken had met haar moeder. Ze belandde in het Oranjehotel in Scheveningen op verdenking van het helpen van 5 piloten. Na een verblijf van 6 weken ging ze op transport, in veewagens, naar Duitsland. Ze kwam, na de bevrijding, terecht in een Russisch kamp in Oost-Duitsland. Met een roeibootje over de Elbe ging ze terug naar Nederland. Daar kreeg ze te horen dat haar vriend was gefusilleerd, evenals andere bekenden.
Joke heeft haar studie aan de Sociale Academie in Amsterdam afgemaakt, daarna heeft ze gewerkt voor de Kinderbescherming. Net als in de oorlog kun je ook nu je naaste, de ander zien en helpen.
Ze laat de zakdoek zien die ze in het kamp heeft voorzien van de plattegrond van het kamp, met naald en draad. Handwerken heeft ze geleerd van Belgische en Franse medegevangenen.
Tot slot laat ze het zogenaamde ‘Turkse’ paspoort zien: een stuk papier wordt door midden gescheurd, 2 personen ontvangen ieder een helft. Als ze elkaar ontmoeten kunnen ze de betrouwbaarheid checken door de helften aan elkaar te leggen.
NB: Joke vertelt haar serieuze verhaal op een luchtige toon, alsof ze de kinderen niet teveel wil shockeren.
Bronformaat:
Video
Kleur:
Kleur
Geluid:
Ja
Duur:
38 minuten
Collectie:
Fries Verzetsmuseum
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Datering:
1999
Titel:
Wat blijft is het verhaal. T.H. Spijker-Moll
Maker:
Fries Verzetsmuseum
Opdrachtgever:
Fries Verzetsmuseum
Samenvatting inhoud:
Mevrouw Spijker-Moll vertelt aan een schoolklas over haar verblijf in voormalig Nederlands-Indië (nu: Indonesië) tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Voor de oorlog vlogen er geen vliegtuigen naar Nederlands-Indië. Eens in de 6 jaar mochten mensen met groot verlof naar Nederland. Als kind groeide ze op zonder grootouders, ooms en tantes etc. Haar laatste bezoek aan Nederland was toen ze 2 jaar oud was, bij het volgende was alleen één opa nog in leven. Haar vader werd vaak overgeplaatst van het ene naar het andere eiland. Als kind ging ze naar 7 verschillende lagere scholen: ze steeds andere vriendjes en vriendinnetjes. Haar oudere broers gingen naar Nederland naar de middelbare school, waardoor ze als enig kind overbleef.
Na het begin van de oorlog in 1940 was er geen contact meer mogelijk met familie in Nederland en in 1941 brak de oorlog in Azië uit. In september 1941 werd haar vader overgeplaatst naar Batavia (nu Jakarta), ze ging daar naar het lyceum. Door de agressie van de Japanse bezetter viel het dagelijkse leven steeds meer stil, ook haar school stopte. Na een paar dagen thuiszitten ging ze weer naar buiten en zag daar een groep krijgsgevangenen een greppel graven in de tropische hitte. De Japanners trokken haar van de fiets en sloegen haar omdat ze niet een diepe buiging had gemaakt. Haar vader werd thuis ook geslagen, ze besefte dat hij niet langer zijn gezin kon beschermen. De geborgenheid van vroeger was er niet meer. Later werden blanke jonge mannen vanaf 16 jaar opgepakt door de Japanners om dwangarbeid te verrichten.
Vervolg samenvatting inhoud:
De Japanners streefden naar een groot Aziatisch rijk, zonder Nederlanders. Deze kleine volledig blanke Nederlandse minderheid zat al snel zonder geld en personeel. De Nederlanders werden overgebracht naar honderden kampen in een beschermde wijk met prikkeldraad en bamboe omheining. In de kampen zaten in totaal meer dan 10.000 mensen. Hun huizen werden geannexeerd door de Japanners. Mevrouw Spijker had het geluk dat ze kleine kinderen mocht begeleiden.
In 1943 gingen de kampen op slot, radio’s moesten weg, voedsel van buiten werd verboden, extern contact was niet meer mogelijk. Eten was alleen verkrijgbaar via de gaarkeuken, waar mevrouw Spijker ging werken. Een volwassene kreeg 60 gram rijst, een kind 30 gram.
Elke dag moesten de kampbewoners zich opstellen in rijen om geteld te worden, een foute telling werd afgestraft door zweep- of bamboeslagen. In één gezinshuis zaten soms 120 mensen met slechts 1 toilet, douche en wastafel. Door de vervuiling kregen mensen zeer besmettelijke tropische en darmziektes zoals hepatitis A en geelzucht. Ook mevrouw Spijker werd ziek en verloor daardoor haar baantje bij de gaarkeuken. Ze miste de gezelligheid in de keuken, ondanks de honger en vlooien. Toen ze hersteld was kon ze aan de slag in een geïmproviseerd kinderziekenhuis, daar hielp ze uitgedroogde kleine kinderen en vertelde hen verhalen. Ook ondersteunde ze Engelse vrouwen en kinderen in het ziekenhuis. Voor het eerst zag ze kinderen met hongeroedeem met een opgezette buik. Dat greep haar zo aan dat ze een tijd niet kon praten en lopen. Pas veel later kon ze over deze periode praten.
Op 3 mei 1946 is de hele familie terug in Nederland maar haar vader overlijdt vrij snel daarna.
Ze herinnert de kinderen eraan dat kinderen recht hebben op sociale verzorging volgens de Rechten van de Mens. Ook vluchtelingen hebben veel meegemaakt, daarom moeten we niet te snel oordelen.
Ze kan niet tegen onrecht en vindt dat je je hart moet laten spreken.
Bronformaat:
Video
Kleur:
Kleur
Geluid:
Ja
Duur:
29 minuten
Collectie:
Fries Verzetsmuseum
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Datering:
1999
Titel:
Wat blijft is het verhaal. Dhr. P. Veeninga
Maker:
Fries Verzetsmuseum
Opdrachtgever:
Fries Verzetsmuseum
Samenvatting inhoud:
De heer Veeninga vertelt voor een schoolklas over de droppings in Friesland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op een prachtige dag hoort hij op zijn boerderij in Aalsum, 2 kilometer boven Dokkum, dat Nederland in oorlog is met de Duitsers. Nadat Nederland zich overgaf was het gedaan met de vrijheid; er kwamen geboden en verboden en men moest producten leveren aan de Duitsers. De bevolking kwam in verzet, het was nodig bonkaarten te stelen en gevangenen te bevrijden.
Op een dag kwamen mensen van de Nederlandse regering langs zijn boerderij om hem te vragen mee te werken aan wapendroppings dichtbij zijn boerderij. Als de slagzin “de worm heeft rode haren” te horen was op radio Oranje, volgde er vrij snel een dropping van wapens. In de herfst van 1944 was een dropping aangekondigd op de radio, direct daarop gingen koeriersters met deze boodschap op pad naar verzetsgroepen. Op een kaart laat hij zien hoe de planning van een dropping eruitzag. Alles gebeurde in het geheim en was erop gericht niet op te vallen bij de Duitsers. Onderling gebruikten mensen van het verzet wachtwoorden zodat ze elkaar konden vertrouwen.
Mensen kwamen lopend naar het droppingsveld, soms wel 15 km van hun woonplaats. De groepen verzamelden zich bij de boerderij, na het roepen van het wachtwoord, gingen ze naar een kamer voor verdere instructies van de strenge veldcommandant Bertus Nauta uit Ternaard. Hij verbood o.a. sigaretten en pijp omdat het opviel in het duister. Verder was de dropping zeer goed georganiseerd. Op en bij de boerderij zaten verschillende wachten verstopt, één zat op het erf en gebruikte een lichtsignaal als er Duitsers in de buurt waren. Bij gevaar ging elke groep van 10 man apart weg, totaal waren er zo’n 40 man.
Vervolg samenvatting inhoud:
Om ontdekking door de Duitsers te voorkomen had men zaklampen in kokers geplaatst die op de grond niet zichtbaar waren. Een grote, zware bommenwerper kwam laag over, trok steil omhoog en dropte 28 containers van 400 pond aan parachutes. Elke container werd door 6 man met draagstokken naar de boerderij gebracht of direct naar een dichte schuit om verder te vervoeren.
Tijdens de actie was men niet bang, maar later was de spanning wel voelbaar. Bij een huiszoeking op een andere boerderij werden wapens gevonden. Vier mensen, die ook betrokken waren bij de dropping, werden opgepakt en gefusilleerd.
De meeste containers werden in Noordoost Friesland gedropt, 87 stuks met 16 ton wapens. Ze waren bestemd voor de gemeenten Leeuwarden, Dongeradeel, Ferwerderadeel, Kollumerland, Dantumadeel. Met een praam werden de wapens goed verstopt vervoerd, ze werden op de kade van Termeulen Bouwmaterialen afgeleverd en daarna met een bakkerskar door Teake van der Veen overgebracht naar een kelder van een rusthuis.
De laatste 2 maanden van de oorlog waren steeds spannender en gevaarlijker waarbij o.a. 20 mensen uit Dokkum e.o. werden gefusilleerd. Na een wapenvondst besloot Veeninga onder te duiken.
In de oorlog is 40 miljoen opgehaald voor het bekostigen van illegale acties. Bij de boerderij staat een monument met de tekst ‘Droppinghiem’.
Bronformaat:
Video
Kleur:
Kleur
Geluid:
Ja
Collectie:
Fries Verzetsmuseum